Het verschil tussen Arm en Poor
Bij gebruik als zelfstandige naamwoorden , arm betekent het gedeelte van het bovenste menselijke aanhangsel, van de schouder tot de pols en soms inclusief de hand, terwijl arm betekent degenen die weinig of geen bezittingen of geld hebben, als een groep beschouwd.
Bij gebruik als adjectieven , arm betekent arm, terwijl arm betekent met weinig of geen bezittingen of geld, vooral met betrekking tot tijdgenoten die ze wel hebben.
Arm is ook werkwoord met de betekenis: bij de arm nemen.
kijk hieronder voor de andere definities van Arm en Arm
-
Arm heb een zelfstandig naamwoord :
Het gedeelte van het bovenste menselijke aanhangsel, van de schouder tot de pols en soms inclusief de hand.
Voorbeelden:
'Ze stond met haar rechterarm uitgestrekt en haar [[palm]] naar voren om' Stop! 'Aan te geven.'
-
Arm heb een zelfstandig naamwoord (anatomie):
Het verlengde deel van het bovenste lidmaat, van de schouder tot de elleboog.
Voorbeelden:
'De arm en onderarm zijn onderdelen van de bovenste extremiteit in het menselijk lichaam.'
-
Arm heb een zelfstandig naamwoord :
Een ledemaat, of locomotief of grijporgaan, van een ongewerveld dier.
Voorbeelden:
'de armen van een octopus'
-
Arm heb een zelfstandig naamwoord :
Een lang, smal, min of meer stijf deel van een object dat zich uitstrekt vanaf het hoofdgedeelte of midden van het object, zoals de armleuning van een fauteuil, een kraan, een bril of een kompas.
Voorbeelden:
'De robotarm stak zijn hand uit en plaatste het onderdeel op de lopende band.'
-
Arm heb een zelfstandig naamwoord (aardrijkskunde):
Een baai of inlaat van een waterlichaam.
Voorbeelden:
'Shelburne Bay is een arm van Lake Champlain.'
-
Arm heb een zelfstandig naamwoord :
Een tak van een organisatie.
Voorbeelden:
'de cavalerie-arm van de militaire dienst'
-
Arm heb een zelfstandig naamwoord (figuurlijk):
Vermogen; macht; kracht; ondersteuning.
Voorbeelden:
'de arm van de wet'
'de seculiere arm' '
-
Arm heb een zelfstandig naamwoord (honkbal, jargon):
Een kruik
Voorbeelden:
'Het team moet in het laagseizoen nog een arm contracteren.'
-
Arm heb een zelfstandig naamwoord (genetica):
Een van de twee delen van een chromosoom.
-
Arm heb een zelfstandig naamwoord :
Een groep patiënten in een medische proef.
-
Arm heb een werkwoord :
Om bij de arm te nemen; om in de armen te nemen.
-
Arm heb een werkwoord :
Te voorzien van armen of ledematen.
-
Arm als een bijvoeglijk naamwoord (UK, _, dialectaal, voornamelijk Schotland):
Arm; gebrek aan rijkdom of rijkdom.
Voorbeelden:
'Hij is noch arm, noch arm.'
-
Arm als een bijvoeglijk naamwoord (UK, _, dialectaal, voornamelijk Schotland):
Medelijden hebben; zielig; ellendig.
-
Arm heb een zelfstandig naamwoord (meestal gebruikt in het meervoud):
Een wapen.
-
Arm heb een zelfstandig naamwoord (in het meervoud):
heraldische lagers of insignes
Voorbeelden:
'De armen van de hertog waren een sabelgryphon die hoogtij viert op een argent veld.'
-
Arm heb een werkwoord :
Om te voorzien van bepantsering of (later vooral) wapens.
-
Arm heb een werkwoord :
Om een werktuig of wapen gereed te maken voor actie; activeren.
Voorbeelden:
'Denk eraan om een alarmsysteem in te schakelen.'
-
Arm heb een werkwoord :
Een bord bedekken of inrichten, of met wat dan ook kracht, kracht, veiligheid of efficiëntie toevoegen.
Voorbeelden:
'om de slag van een zwaard te bewapenen; een haak bewapenen tijdens het vissen '
-
Arm heb een werkwoord (figuurlijk):
Om te voorzien in verdedigingsmiddelen; zich voorbereiden op weerstand; versterken, in morele zin.
-
Arm heb een werkwoord :
Om (een magneet) te passen met een anker.
-
Arm als een bijvoeglijk naamwoord :
Met weinig of geen bezittingen of geld, zeker in relatie tot tijdgenoten die ze wel hebben.
Voorbeelden:
'We waren zo arm dat we geen schoenen konden betalen.'
-
Arm als een bijvoeglijk naamwoord :
Van lage kwaliteit.
Voorbeelden:
'Dat was een slechte prestatie.'
-
Arm als een bijvoeglijk naamwoord :
Gebruikt om medelijden te uiten.
Voorbeelden:
'Oh jij arme kleine ding.'
-
Arm als een bijvoeglijk naamwoord :
Gebrekkig op een bepaalde manier.
Voorbeelden:
'Koemelk is arm aan ijzer.'
-
Arm als een bijvoeglijk naamwoord :
Onvoldoende, onvoldoende.
Voorbeelden:
'Ik heb een slechte beloning gekregen voor al mijn harde werk.'
-
Arm als een bijvoeglijk naamwoord :
Vrij van zelfbewering; niet trots of arrogant; zachtmoedig.
-
Arm heb een zelfstandig naamwoord (met de'):
Degenen die weinig of geen bezittingen of geld hebben, als een groep beschouwd.
Voorbeelden:
'De armen zijn altijd bij ons.'
Vergelijk woorden:
Zoek het verschilVergelijk met synoniemen en verwante woorden:
- arm versus bewapen
- arm versus rijk
- inferieur versus slecht
- goed versus slecht
- jammerlijk versus arm
- arm versus arm
- arm versus rijk
- voldoende versus slecht