Het verschil tussen kamer en kamer
Bij gebruik als zelfstandige naamwoorden , kamer betekent de privékamer van een individu, vooral van een rijk of nobel, terwijl kamer betekent kans of omvang (om iets te doen).
Bij gebruik als werkwoorden , kamer betekent om te sluiten in een kamer, terwijl kamer betekent wonen, vooral als kostganger of huurder.
Kamer is ook bijwoord met de betekenis: ver.
Kamer is ook bijvoeglijk naamwoord met de betekenis: breed.
kijk hieronder voor de andere definities van Kamer en Kamer
-
Kamer heb een zelfstandig naamwoord :
Een kamer of reeks kamers, in het bijzonder: de privékamer van een persoon, vooral van iemand die rijk of nobel is. Een slaapkamer. Het kabinet van een rechter. De kamer die wordt gebruikt voor beraadslaging door een wetgevende macht. Eén advocatenkantoor in een gebouw met meerdere. Kamers in een pension.
-
Kamer heb een zelfstandig naamwoord (verouderd):
een container die wordt gebruikt voor het plassen en ontlasting in iemands kamers.
-
Kamer heb een zelfstandig naamwoord :
De wetgevende macht of afdeling van de wetgevende macht zelf.
Voorbeelden:
'De resolutie, die snel door de Senaat werd aangenomen, slaagde er niet in een meerderheid te behalen in de lagere kamer. '
-
Kamer heb een zelfstandig naamwoord :
Elke afgesloten ruimte die een kamer bezet of vergelijkbaar is met een kamer.
Voorbeelden:
'Een kanaalsluiskolk; een ovenkamer; een testkamer '
-
Kamer heb een zelfstandig naamwoord (vuurwapens):
Het gebied waar de munitie rond was bij het begin van de ontlading.
Voorbeelden:
'Dianne laadde een patroon in de kamer van het geweer en bereidde zich toen voor om op het doelwit te mikken. '
-
Kamer heb een zelfstandig naamwoord (vuurwapens):
Een van de kogelhoudende compartimenten in de cilinder van een revolver.
-
Kamer heb een zelfstandig naamwoord (historisch):
Een kort stuk munitie of kanon dat zonder koets op zijn staartstuk stond en vroeger voornamelijk werd gebruikt voor feesten en theatrale kanonnen.
-
Kamer heb een werkwoord :
Om in een kamer te omsluiten.
Voorbeelden:
'Ze had zich in haar kamer ondergebracht en wilde niet naar buiten komen.'
-
Kamer heb een werkwoord :
Wonen in of bezetten van een kamer of kamers.
-
Kamer heb een werkwoord :
Om in een kamer te plaatsen, als munitie.
Voorbeelden:
'De jager schoot op de ganzen en miste, haalde toen zijn schouders op en pakte nog een patroon.'
-
Kamer heb een werkwoord :
Om een pistool te maken of aan te passen om een specifiek kaliber te hebben.
Voorbeelden:
'Het geweer had oorspronkelijk een kamer van 9 mm, maar was sindsdien aangepast voor een groter, wildcat-kaliber.'
-
Kamer heb een werkwoord :
In vechtsporten, om een aanvallende, verdedigende of tegenoffensieve actie voor te bereiden door een ledemaat of wapen naar een positie te trekken waar het kan worden geladen met kinetische energie.
Voorbeelden:
'Bob sloeg zijn vuist in de kamer voor een slag, maar Sheila sloeg als eerste toe.'
-
Kamer heb een werkwoord (verouderd):
Wulps zijn.
-
Kamer heb een zelfstandig naamwoord (nu zeldzaam):
Gelegenheid of omvang (om iets te doen).
-
Kamer heb een zelfstandig naamwoord (ontelbaar):
Ruimte voor iets, of om een activiteit uit te voeren.
-
Kamer heb een zelfstandig naamwoord (archaïsch):
Een bepaald deel van de ruimte.
-
Kamer heb een zelfstandig naamwoord (ontelbaar, figuurlijk):
Voldoende ruimte of iets doen.
-
Kamer heb een zelfstandig naamwoord (nautisch):
Een ruimte tussen de balken van een scheepsframe.
-
Kamer heb een zelfstandig naamwoord (verouderd):
Plaats; plaats.
-
Kamer heb een zelfstandig naamwoord (telbaar):
Een apart deel van een gebouw, omsloten door muren, een vloer en een plafond.
-
Kamer heb een zelfstandig naamwoord (telbaar):
Met bezittelijk voornaamwoord: iemands slaapkamer.
Voorbeelden:
'Ga naar je kamer!'
-
Kamer heb een zelfstandig naamwoord (in het meervoud):
Een aantal kamers bewoond door iemand; iemands onderdak.
-
Kamer heb een zelfstandig naamwoord (altijd, _, in het enkelvoud):
De mensen in een kamer.
Voorbeelden:
'De kamer stond overeind.'
-
Kamer heb een zelfstandig naamwoord (mijnbouw):
Een werkgebied in een kolenmijn.
-
Kamer heb een zelfstandig naamwoord (speleologie):
Een deel van een grot dat breder is dan een doorgang.
-
Kamer heb een zelfstandig naamwoord (Internet, telbaar):
Een forum of chatroom.
Voorbeelden:
'Sommige gebruikers hebben mogelijk geen toegang tot de AOL-ruimte.'
-
Kamer heb een zelfstandig naamwoord :
Plaats of positie in de samenleving; kantoor; rang; post, soms wanneer ontruimd door de voormalige bewoner.
-
Kamer heb een zelfstandig naamwoord :
Meubilair voldoende om een kamer in te richten.
-
Kamer heb een werkwoord (onovergankelijk):
Om te verblijven, vooral als kostganger of huurder.
Voorbeelden:
'Dokter Watson logeerde bij Sherlock Holmes in Baker Street.'
-
Kamer heb een werkwoord (transitief):
Toewijzen aan een kamer; om een kamer aan toe te wijzen.
-
Kamer als een bijvoeglijk naamwoord (dialectisch of verouderd):
Breed; ruim; ruim.
-
Kamer als een bijwoord (dialectisch of verouderd):
Ver; op een afstand; breed in ruimte of omvang.
-
Kamer als een bijwoord (nautisch):
Weg van de wind.
-
Kamer heb een zelfstandig naamwoord :
Vergelijk woorden:
Zoek het verschilVergelijk met synoniemen en verwante woorden:
- bewegingsruimte versus ruimte
- beenruimte versus ruimte
- kamer versus ruimte
- kamer versus kamer
- kwartalen versus kamer
- kamer versus kamer