Het verschil tussen Gob en Spit
Bij gebruik als zelfstandige naamwoorden , klodder betekent een brok zacht of plakkerig materiaal, terwijl spit betekent een dunne metalen of houten staaf waaraan vlees wordt gestoken om te koken, vaak boven een vuur.
Bij gebruik als werkwoorden , klodder betekent om zich te verzamelen tot een klomp, terwijl spit betekent aan het spit spietsen.
kijk hieronder voor de andere definities van Gob en Spit
-
Gob heb een zelfstandig naamwoord (telbaar):
Een brok zacht of plakkerig materiaal.
-
Gob heb een zelfstandig naamwoord (telbaar, Brits, Australië, Nieuw-Zeeland, Ierland, jargon):
De mond.
Voorbeelden:
'Hij propt zijn snoek altijd vol met fastfood.'
'O, jij, hou je mond!'
'Ze heeft zo'n snuf bij zich - ze roddelt altijd over een of ander.'
-
Gob heb een zelfstandig naamwoord (ontelbaar, jargon):
Speeksel of slijm.
Voorbeelden:
'Hij spuugde een grote klodder op de stoep.'
-
Gob heb een zelfstandig naamwoord (VS, militair, jargon):
Een zeiler.
-
Gob heb een zelfstandig naamwoord (ontelbaar, mijnbouw):
Afvalmateriaal in oude mijnen, goaf.
-
Gob heb een zelfstandig naamwoord (VS, regionaal):
Een whoopee-taart.
-
Gob heb een werkwoord :
Om zich te verzamelen tot een brok.
-
Gob heb een werkwoord :
Om te spugen, vooral om slijm te spugen.
-
Gob heb een werkwoord (mijnbouw, intransitief):
Afvalmateriaal inpakken om de wanden van de mijn te ondersteunen.
-
Spit heb een zelfstandig naamwoord :
Een dunne metalen of houten staaf waaraan vlees wordt gestoken om te koken, vaak boven een vuur.
Voorbeelden:
'synoniemen aansnijden'
-
Spit heb een zelfstandig naamwoord :
Een doorgaans laag, smal, puntig, meestal zanderig schiereiland.
-
Spit heb een werkwoord (transitief):
Om aan het spit te spietsen; doorboren met een scherp voorwerp.
Voorbeelden:
'kalfsvlees spugen'
-
Spit heb een werkwoord (transitief):
Om een spit te gebruiken om te koken; om aandacht te besteden aan voedsel dat aan het spit kookt.
Voorbeelden:
'Ze spuugt het gebraad in de keuken.'
-
Spit heb een werkwoord (ambitransitief):
Om (speeksel of een andere substantie) uit de mond te evacueren, enz.
Voorbeelden:
'synoniemen ophoesten'
-
Spit heb een werkwoord (ambitransitief):
Om uit te zenden of te verdrijven op een manier die vergelijkbaar is met het evacueren van speeksel uit de mond; vooral om een beetje te regenen of te sneeuwen.
Voorbeelden:
'een hete pan die druppels vet spuwt'
-
Spit heb een werkwoord (ambitransitief):
Gewelddadig (iets) uiten.
-
Spit heb een werkwoord (transitief, jargon, hiphop):
Rappen, uiten.
-
Spit heb een zelfstandig naamwoord (ontelbaar):
Speeksel, vooral bij ophoesten.
Voorbeelden:
'synoniemen slijm speeksel'
'Er zat overal in de wasbak spuug.'
-
Spit heb een zelfstandig naamwoord (telbaar):
Een geval van spugen; in het bijzonder een lichte regen- of sneeuwval.
-
Spit heb een zelfstandig naamwoord :
De diepte waarmee het blad van een schop in de grond gaat wanneer het wordt gebruikt om te graven; een laag aarde met de diepte van het blad van een schop.
-
Spit heb een zelfstandig naamwoord :
De hoeveelheid aarde die een schop bevat; een schop.
-
Spit heb een werkwoord (transitief, dialectisch):
(Iets) graven met een schop; ook, om (de grond) te draaien met een ploeg.
-
Spit heb een werkwoord (transitief, dialectisch):
Om (iets) te planten met een schop.
-
Spit heb een werkwoord (intransitief, dialectisch):
Graven, schoppen.
Voorbeelden:
'synoniemen delven'
Vergelijk woorden:
Zoek het verschilVergelijk met synoniemen en verwante woorden:
- klodder versus mond
- klodder versus speeksel
- gob vs spit
- klodder versus sputum
- taartgat versus klodder
- gezicht versus klodder
- gob versus brij
- klodder versus val