Het verschil tussen toilet en wastafel
Bij gebruik als zelfstandige naamwoorden , toilet betekent een vat of armatuur om te wassen, in het bijzonder: een wasvat: een wasbak. een badkuip. a piscina: het bassin dat wordt gebruikt voor het wassen van communievaten. een lavabo: de wasbak die wordt gebruikt om de handen te wassen voordat de eucharistie wordt gehanteerd. een doopvont: het bassin dat wordt gebruikt voor de doop, figuurlijk gebruikt voor het wegwassen van zonden. een sanitair armatuur dat wordt gebruikt om te wassen: een gootsteen, terwijl wastafel betekent een wasbak die wordt gebruikt voor het wassen, in het bijzonder een vast geïnstalleerde gootsteen, voorzien van een watertoevoer en een afvoer, waarin men de handen en het gezicht kan wassen.
Toilet is ook bijvoeglijk naamwoord met de betekenis: wassen, of reinigen door te wassen.
kijk hieronder voor de andere definities van Toilet en Wastafel
-
Toilet heb een zelfstandig naamwoord (archaïsch):
Een vat of armatuur om te wassen, in het bijzonder: een wasvat: een wasbak. Een badkuip. A piscina: het bassin dat wordt gebruikt voor het wassen van communievaten. Een lavabo: het bassin dat wordt gebruikt om de handen te wassen voordat de eucharistie wordt gehanteerd. Een doopvont: het bassin dat wordt gebruikt voor de doop, figuurlijk gebruikt voor het wegwassen van zonden. Een sanitair armatuur dat wordt gebruikt om te wassen: een gootsteen.
Voorbeelden:
'Hun' badkamer 'omvatte een toilet en een toilet, maar geen bad.'
-
Toilet heb een zelfstandig naamwoord (Christendom):
Handen wassen, in het bijzonder De lavabo: het ritueel wassen van de handen voor de eucharistie. Het ritueel wassen van de handen na het gebruik van de piscina om de communievaten schoon te maken.
-
Toilet heb een zelfstandig naamwoord (verouderd):
Een vloeistof die wordt gebruikt bij het wassen; een lotion; een wasbeurt; een spoeling.
-
Toilet heb een zelfstandig naamwoord (gedateerd):
Een wasruimte: een ruimte die wordt gebruikt voor het wassen van gezicht en handen.
-
Toilet heb een zelfstandig naamwoord (eufemisme):
Een kamer met een toilet: een badkamer of toilet.
Voorbeelden:
'Amerikanen kennen' [[WC]] 'niet en Britten spotten' [[badkamer]] 'maar iedereen begrijpt' [[toilet]] 'of' [[toilet]] 'meestal.'
-
Toilet heb een zelfstandig naamwoord (VK, New England):
Een sanitair armatuur voor plassen en ontlasting: een toilet.
-
Toilet heb een zelfstandig naamwoord (gedateerd):
Een plek om kleding te wassen: een wasgoed.
-
Toilet heb een zelfstandig naamwoord (verouderd):
Een plek waar goud wordt gepand.
-
Toilet heb een zelfstandig naamwoord (verouderd):
Een geplaveide kamer in een mortuarium waar lijken onder een douche van desinfectiemiddel worden bewaard.
-
Toilet als een bijvoeglijk naamwoord (gedateerd):
Wassen of reinigen door te wassen.
-
Wastafel heb een zelfstandig naamwoord :
Een wasbak die wordt gebruikt voor het wassen, in het bijzonder een vast geïnstalleerde gootsteen, voorzien van een watertoevoer en een afvoer, waarin men handen en gezicht kan wassen.
Vergelijk woorden:
Zoek het verschilVergelijk met synoniemen en verwante woorden:
- fonteintje vs wastafel
- wastafel vs wastafel
- lavabo vs wastafel
- zwembad vs wastafel
- wasbekken vs wastafel
- toilet vs wastafel
- wastafel vs wasbak