Het verschil tussen Pitch en Throw
Bij gebruik als zelfstandige naamwoorden , toonhoogte betekent een kleverige, gomachtige substantie die wordt afgescheiden door bomen, terwijl gooien betekent de vlucht van een geworpen voorwerp.
Bij gebruik als werkwoorden , toonhoogte middelen om pek te bedekken of uit te smeren, terwijl gooien betekent draaien of draaien.
kijk hieronder voor de andere definities van Staanplaats en Gooien
-
Staanplaats heb een zelfstandig naamwoord :
Een kleverige, gomachtige substantie die wordt afgescheiden door bomen; sap.
Voorbeelden:
'Het is moeilijk om deze worp van mijn hand te krijgen.'
-
Staanplaats heb een zelfstandig naamwoord :
Een donker, extreem stroperig materiaal dat nog achterblijft na destillatie van ruwe olie en teer.
Voorbeelden:
'Ze hebben pek op de mast gezet om hem te beschermen.'
'De loop was verzegeld met pek.'
'Het was aardedonker omdat er geen maan was.'
-
Staanplaats heb een zelfstandig naamwoord (geologie):
Pitchstone.
-
Staanplaats heb een werkwoord :
Om te bedekken of uit te smeren met pek.
-
Staanplaats heb een werkwoord :
Verduisteren; zwart maken; te verdoezelen.
-
Staanplaats heb een zelfstandig naamwoord :
Een worp; een worp; een cast, als iets uit de hand.
Voorbeelden:
'een goede pitch in quoits'
-
Staanplaats heb een zelfstandig naamwoord (basketbal):
Het gooien van een honkbal.
Voorbeelden:
'Het veld was laag en van binnen.'
-
Staanplaats heb een zelfstandig naamwoord (sport):
Het veld waarop cricket, voetbal, rugby of hockey wordt gespeeld. (Bij cricket bevindt het veld zich in het midden van het veld; zie cricketveld.) Wordt niet gebruikt in Amerika, waar 'veld' het geprefereerde woord is.
Voorbeelden:
'De teams ontmoetten elkaar op het veld.'
-
Staanplaats heb een zelfstandig naamwoord :
Een poging om iets te verkopen of te promoten.
Voorbeelden:
'Hij gaf me een verkooppraatje.'
-
Staanplaats heb een zelfstandig naamwoord :
De afstand tussen gelijkmatig verdeelde objecten, b.v. de tanden van een zaag of tandwiel, de windingen van een schroefdraad, het midden van gaten of letters in een monospace lettertype.
Voorbeelden:
'De pitch van pixels op de puntschaal is 72 pixels per inch.'
'De steek van deze zaag is perfect voor die houtsoort.'
'Een spiraalvormige scan met een pitch van nul komt overeen met een constante z-as scannen.'
-
Staanplaats heb een zelfstandig naamwoord :
De hoek waaronder een object zit.
Voorbeelden:
'de helling van het dak of hooiberg'
-
Staanplaats heb een zelfstandig naamwoord (door verlenging):
Een niveau of graad, of een piek of hoogste graad.
-
Staanplaats heb een zelfstandig naamwoord (nautisch, luchtvaart):
De rotatiehoek om de dwarsas. De mate waarin een voertuig, in het bijzonder een schip of vliegtuig, rond een dergelijke as draait, waarbij de boeg of neus omhoog of omlaag kantelt. Vergelijk met rollen, slingeren en zwaaien. Een maat voor de aanvalshoek van een propeller.
Voorbeelden:
'de toonhoogte van een vliegtuig'
De spoed van de propellerbladen ging naar nul toen de motor werd gedraaid. '
-
Staanplaats heb een zelfstandig naamwoord :
De plek waar een straatmuzikant optreedt.
-
Staanplaats heb een zelfstandig naamwoord :
Een gebied in een markt (of vergelijkbaar) dat is toegewezen aan een bepaalde handelaar.
-
Staanplaats heb een zelfstandig naamwoord :
Een plaats op een camping die bestemd is voor bewoning door een enkele tent, caravan of iets dergelijks.
-
Staanplaats heb een zelfstandig naamwoord :
Een punt of piek; het uiterste punt van verhoging of depressie.
-
Staanplaats heb een zelfstandig naamwoord (klimmen):
Een deel van een klim- of rotswand; specifiek de klimafstand tussen zekeringen of houdingen.
-
Staanplaats heb een zelfstandig naamwoord (speleologie):
Een verticale grotdoorgang, alleen bespreekbaar met touw of ladders.
Voorbeelden:
'Voor de entree is 30 meter touw nodig.'
-
Staanplaats heb een zelfstandig naamwoord (nu, _, Brits, regionaal):
De lengte van een persoon of dier.
Voorbeelden:
'rfquotek Hudibras'
-
Staanplaats heb een zelfstandig naamwoord (krekel):
Dat punt van de grond waarop de bal werpt of oplicht bij het werpen.
-
Staanplaats heb een zelfstandig naamwoord :
Een afdaling; een val; een naar beneden stoten.
-
Staanplaats heb een zelfstandig naamwoord :
Het punt waar een helling begint; vandaar de helling zelf; een dalende helling; de mate of snelheid van daling of helling; schuin.
Voorbeelden:
'een steile helling in de weg; de helling van een dak '
-
Staanplaats heb een zelfstandig naamwoord (mijnbouw):
De limiet van de grond die is ingesteld voor een mijnwerker die een deel van het gewonnen erts ontvangt.
-
Staanplaats heb een werkwoord (transitief):
Gooien.
Voorbeelden:
'Hij wierp het hoefijzer.'
-
Staanplaats heb een werkwoord (transitief of intransitief honkbal):
Om (de bal) naar een slagman op de thuisplaat te gooien.
Voorbeelden:
'lb transitief' 'De werper gooide een curveball.'
'lb onovergankelijk' 'Hij gooide hoog en van binnen.'
-
Staanplaats heb een werkwoord (onovergankelijk, honkbal):
Om honkbal te spelen in de positie van werper.
Voorbeelden:
'Bob werpt vandaag.'
-
Staanplaats heb een werkwoord (transitief):
Weggooien; weggooien.
Voorbeelden:
'Hij gooide het snoeppapiertje.'
-
Staanplaats heb een werkwoord (transitief):
Om te promoten, adverteren of proberen te verkopen.
Voorbeelden:
'Hij pitchte het idee maandenlang zonder nemers.'
-
Staanplaats heb een werkwoord (transitief):
Om te leveren in een bepaalde toon of stijl, of met een bepaald publiek in gedachten.
Voorbeelden:
'Op welk niveau moet ik mijn presentatie pitchen?'
-
Staanplaats heb een werkwoord (transitief):
Om (een tent) te monteren of op te zetten.
Voorbeelden:
'Zet daar de tent op.'
-
Staanplaats heb een werkwoord (onovergankelijk):
Om een tent of tijdelijke woning te repareren of te plaatsen; om te kamperen.
-
Staanplaats heb een werkwoord (ambitransitief, luchtvaart of nautisch):
Om zo te bewegen dat de voorkant van een vliegtuig of schip afwisselend op en neer gaat.
Voorbeelden:
'lb transitief' 'De tyfoon wierp het dek van het schip op.'
'lb onovergankelijk' 'Het vliegtuig gooide.'
-
Staanplaats heb een werkwoord (transitief, golf):
Om een kort, hoog, verheven schot te spelen dat landt met backspin.
Voorbeelden:
'De enige manier om vanaf hier op de green te komen, is door de bal over de bunker te gooien.'
-
Staanplaats heb een werkwoord (onovergankelijk, cricket):
Om op het speeloppervlak te stuiteren.
Voorbeelden:
'De bal gooide ver achter de batsman.'
-
Staanplaats heb een werkwoord (onovergankelijk, Bristol, sneeuw):
Om te bezinken en op te bouwen, zonder te smelten.
-
Staanplaats heb een werkwoord (intransitief, archaïsch):
Uitstappen; zich vestigen; om tot rust te komen van de vlucht.
-
Staanplaats heb een werkwoord (met '' '[[aan]]' '' of '' '[[[aan]]' ''):
Om zijn keuze vast te leggen.
-
Staanplaats heb een werkwoord (onovergankelijk):
Om te duiken of te vallen; vooral om naar voren te vallen; om te dalen of te hellen.
Voorbeelden:
'pitchen vanaf een afgrond'
'Het veld steekt naar het oosten.'
-
Staanplaats heb een werkwoord (transitief, van een dijk, rijbaan):
Om te zetten, onder ogen te zien of te plaveien met puin of ongeklede stenen.
Voorbeelden:
'rfquotek Knight'
-
Staanplaats heb een werkwoord (transitief, van een prijs, waarde):
Om in te stellen of te repareren.
Voorbeelden:
'rfquotek Shakespeare'
-
Staanplaats heb een werkwoord (transitief, kaartspellen, jargon, van een kaart):
Om weg te gooien voor wat winst.
-
Staanplaats heb een zelfstandig naamwoord (muziek, fonetiek):
De waargenomen frequentie van een geluid of noot.
Voorbeelden:
'De toonhoogte van de middelste' C 'is bekend bij veel muzikanten.'
-
Staanplaats heb een zelfstandig naamwoord (muziek):
In een a capella-groep is de zanger verantwoordelijk voor het zingen van een noot waarop de andere leden kunnen stemmen.
Voorbeelden:
'Bob, onze pitch, liet een duidelijke middelste' C 'horen en onze conducteur gaf het sein om te starten.'
-
Staanplaats heb een werkwoord (onovergankelijk):
Om een noot met een bepaalde toonhoogte te produceren.
-
Staanplaats heb een werkwoord (transitief):
Om de toon van.
-
Gooien heb een werkwoord (verouderd, Schotland, Noord-Engeland):
Om te draaien of te draaien.
Voorbeelden:
'Een geworpen spijker. '
-
Gooien heb een werkwoord (transitief):
Slingeren; om een object snel door de lucht te laten bewegen.
Voorbeelden:
'' gooi een schoen; werp een speer; het paard gooide zijn berijder '
-
Gooien heb een werkwoord (transitief):
Uitwerpen of laten vallen.
-
Gooien heb een werkwoord (transitief):
Om naar een andere positie of conditie te gaan; te verplaatsen.
Voorbeelden:
'' gooi de schakelaar '
-
Gooien heb een werkwoord (keramiek):
Om (een pot) te maken door klei te vormen terwijl deze op een wiel draait.
-
Gooien heb een werkwoord (transitief, cricket):
Van een bowler, om (de bal) illegaal af te werpen door de bowlingarm te strekken tijdens het werpen.
-
Gooien heb een werkwoord (transitief, computergebruik):
Om (een fout) naar een uitzonderingsafhandelingsmechanisme te sturen om de normale verwerking te onderbreken.
Voorbeelden:
'Als het bestand alleen-lezen is, genereert de methode een ongeldige bewerkingsuitzondering.'
-
Gooien heb een werkwoord (sport):
Opzettelijk een wedstrijd verliezen.
Voorbeelden:
'De tennisser werd beschuldigd van het aannemen van steekpenningen om de wedstrijd te gooien.'
-
Gooien heb een werkwoord (transitief, informeel):
Om te verwarren of te misleiden.
Voorbeelden:
'De opzettelijke rode haring gooide me eerst.'
-
Gooien heb een werkwoord (figuurlijk):
Om wanhopig te sturen.
Voorbeelden:
'Hun sergeant wierp de troepen in een veldslag.'
-
Gooien heb een werkwoord (transitief):
Opsluiten.
Voorbeelden:
'De magistraat gaf opdracht de verdachte in de gevangenis te werpen.'
-
Gooien heb een werkwoord :
Om een evenement te organiseren, vooral een feest.
-
Gooien heb een werkwoord :
Gooien (een dobbelsteen of dobbelsteen).
-
Gooien heb een werkwoord (transitief):
Om ervoor te zorgen dat een bepaald getal op de dobbelsteen of dobbelsteen wordt weergegeven nadat deze is gegooid.
-
Gooien heb een werkwoord (transitief, brug):
Wegwerpen.
-
Gooien heb een werkwoord (vechtsporten):
Om de tegenstander van de grond te tillen en weer naar beneden te brengen, vooral in een positie achter de werper.
-
Gooien heb een werkwoord (transitief, gezegd van iemands stem):
Veranderen om de illusie te wekken dat de stem die van iemand anders is.
-
Gooien heb een werkwoord (transitief):
Om plotselinge emoties te tonen, vooral woede.
-
Gooien heb een werkwoord (transitief):
Om te projecteren of uit te zenden.
-
Gooien heb een werkwoord :
Om haastig aan te trekken; onzorgvuldig verspreiden.
-
Gooien heb een werkwoord :
Om twee of meer filamenten van (zijde, enz.) Te draaien om een draad te vormen; om als singles samen te draaien in een richting die tegengesteld is aan de twist van de singles zelf; soms toegepast op de hele klasse van bewerkingen waarmee zijde wordt vervaardigd voor de wever.
Voorbeelden:
'rfquotek Tomlinson'
-
Gooien heb een werkwoord (honkbal, jargon, van een team, een manager, etc.):
Om (een kruik) te selecteren; om een werper toe te wijzen aan een bepaalde rol (zoals starter of reliever).
-
Gooien heb een werkwoord (transitief):
Om een brug te plaatsen.
-
Gooien heb een zelfstandig naamwoord :
De vlucht van een geworpen voorwerp
Voorbeelden:
'Wat een geweldige worp van de quarterback!'
-
Gooien heb een zelfstandig naamwoord :
De handeling van iets gooien.
Voorbeelden:
'Met een nauwkeurige worp heeft hij de koe gelasseld.'
-
Gooien heb een zelfstandig naamwoord :
Iemands vermogen om te gooien
Voorbeelden:
'Hij heeft een meisjesworp.'
'Hij heeft altijd een behoorlijk goede worp gehad.'
-
Gooien heb een zelfstandig naamwoord :
Een afgelegde afstand; verplaatsing; zo, de worp van de zuiger.
-
Gooien heb een zelfstandig naamwoord :
Een stuk stof dat wordt gebruikt om een bed, bank of andere zachte bekleding te bekleden.
-
Gooien heb een zelfstandig naamwoord :
Een enkele instantie, gebeurtenis, onderneming of kans.
Voorbeelden:
'Voetbalkaartjes zijn duur met vijftig dollar per worp.'
-
Gooien heb een zelfstandig naamwoord :
Pijn, vooral pijn bij de bevalling; hoer.
Voorbeelden:
'rfquotek Spenser'
'rfquotek Dryden'
-
Gooien heb een zelfstandig naamwoord (veterinair):
Het baren bij dieren, vooral bij koeien.
-
Gooien heb een werkwoord (transitief, zei van dieren):
Om te baren.
-
Gooien heb een zelfstandig naamwoord (verouderd):
Een moment, tijd, gelegenheid.
-
Gooien heb een zelfstandig naamwoord (verouderd):
Een tijdsperiode; een tijdje.
-
Gooien heb een zelfstandig naamwoord :
Vergelijk woorden:
Zoek het verschilVergelijk met synoniemen en verwante woorden:
- kom versus gooien
- stop versus gooien
- buzz vs gooien
- cast vs gooien
- katapult vs gooien
- chuck vs gooien
- streepje vs gooien
- direct vs gooien
- vuur vs gooien
- gooien vs gooien
- omdraaien versus gooien
- hijsen vs gooien
- slingeren vs gooien
- lancering versus gooien
- lob vs gooien
- worp versus worp
- project vs gooien
- voortstuwen versus gooien
- verzenden vs gooien
- schieten vs gooien
- verlegen vs gooien
- slinger versus worp
- gooien vs gooien
- gooien vs whang
- uitwerpen versus gooien
- gooien versus afwerpen
- verplaatsen vs gooien
- verplaatsen versus gooien
- een duik nemen versus gooien