Het verschil tussen Swap en Swap out
Bij gebruik als werkwoorden , ruilen betekent ruilen of (iets) geven in een ruil (voor iets anders), terwijl uitwisselen middelen om (geheugeninhoud) over te brengen naar een wisselbestand.
Wissel is ook zelfstandig naamwoord met de betekenis: een uitwisseling van twee vergelijkbare dingen.
kijk hieronder voor de andere definities van Wissel en Uitwisselen
-
Wissel heb een werkwoord (transitief):
Om (iets) te ruilen of te geven in een ruil (voor iets anders).
Voorbeelden:
'synoniemen exchange switch trade'
-
Wissel heb een werkwoord (transitief, verouderd):
Om te slaan, om te slaan.
-
Wissel heb een werkwoord (transitief, verouderd):
Om de lucht te verslaan, of de vleugels te vouwen, met een vegende beweging of geluid; flapperen.
-
Wissel heb een werkwoord (onovergankelijk, verouderd):
Om te dalen of te vallen; haastig of gewelddadig te haasten.
-
Wissel heb een zelfstandig naamwoord :
Een uitwisseling van twee vergelijkbare dingen.
Voorbeelden:
'quote-book lang = 1819 w Sir Walter Scott w Tales of My Landlord section = The Bride of Lammermoor passage = Ik veranderde het, naar gelang de gelegenheid, met de schippers van Nederlandse loggers en Franse schepen, voor gin en cognac ... een goede ruil ook, tussen wat de ziel van de mens opvrolijkt en wat het uit zijn lichaam reinigt '
-
Wissel heb een zelfstandig naamwoord (financiën):
Een financieel derivaat waarbij twee partijen overeenkomen de ene kasstroomstroom tegen de andere uit te wisselen.
-
Wissel heb een zelfstandig naamwoord (computergebruik, informeel, ontelbaar):
Beschikbare ruimte in een wisselbestand voor gebruik als hulpgeheugen.
Voorbeelden:
'Hoeveel ruil heb je nodig?'
-
Wissel heb een zelfstandig naamwoord (verouderd, VK, dialect):
Een klap; een beroerte.
-
Uitwisselen heb een werkwoord (transitief, computergebruik):
Om (geheugeninhoud) over te dragen naar een wisselbestand.
-
Uitwisselen heb een werkwoord (transitief of intransitief):
Om (iets of iemand) in te ruilen voor een ongebruikt (of minder gebruikt) equivalent.
Voorbeelden:
'Die mannen zijn moe, laten we die eenheid ruilen.'
'Ik kan niet doorgaan, is het oké als ik ruil?'
-
Uitwisselen heb een werkwoord (transitief):
Om (iets) in te ruilen voor (iets anders). (meestal gevolgd door met of voor)
Voorbeelden:
'Ik ruil de lege batterij voor een nieuwe.'
Vergelijk woorden:
Zoek het verschilVergelijk met synoniemen en verwante woorden:
- uitwisseling versus ruil
- swap vs switch
- hot-swap versus swap
- swap vs swap in
- swap vs swap out
- bang vs swap
- klop versus ruil
- wisselen versus tikken
- flap vs swap
- vliegen versus ruilen
- snelheid versus swap
- wisselen versus zoomen
- ruilhandel versus ruil
- quid pro quo vs. ruilen
- ruil versus handel
- kredietverzuimswap versus swap
- swap vs totaal rendement swap