Het verschil tussen Chance en Encounter
Bij gebruik als zelfstandige naamwoorden , kans betekent een kans of mogelijkheid, terwijl stuiten op betekent een ongeplande of onverwachte ontmoeting.
Bij gebruik als werkwoorden , kans betekent toevallig gebeuren, gebeuren, terwijl stuiten op betekent (iemand) ontmoeten of (iets) onverwachts vinden.
Kans is ook bijwoord met de betekenis: misschien.
Kans is ook bijvoeglijk naamwoord met de betekenis: toevallig, casual.
kijk hieronder voor de andere definities van Kans en Stuiten op
-
Kans heb een zelfstandig naamwoord (telbaar):
Een kans of mogelijkheid.
Voorbeelden:
'We hebben vorige week de kans gehad om de president te ontmoeten.'
-
Kans heb een zelfstandig naamwoord (ontelbaar):
Willekeurig voorkomen; geluk.
Voorbeelden:
'Waarom zou je het aan het toeval overlaten als een paar simpele stappen het gewenste resultaat opleveren?'
-
Kans heb een zelfstandig naamwoord (telbaar):
De kans dat er iets gebeurt.
Voorbeelden:
'Morgen is er 30 procent kans op regen.'
-
Kans heb een zelfstandig naamwoord (telbaar, archaïsch):
Wat overkomt of gebeurt met een persoon; hun lot of lot.
-
Kans als een bijvoeglijk naamwoord :
Toevallig, casual.
-
Kans als een bijwoord (verouderd):
Misschien; misschien.
-
Kans heb een werkwoord (archaïsch, intransitief):
Toevallig gebeuren, gebeuren.
Voorbeelden:
'Het was toevallig dat ik de volgende dag een oplossing had gevonden.'
-
Kans heb een werkwoord (archaïsch, transitief):
Overkomen; gebeuren.
-
Kans heb een werkwoord :
Om te proberen of te riskeren.
Voorbeelden:
'Zullen we de paraplu dragen, of kans op een regenbui?'
-
Kans heb een werkwoord :
Om bij toeval iets te ontdekken.
Voorbeelden:
'Hij kwam toevallig een vriendelijke vreemdeling tegen die hem de weg wees.'
-
Kans heb een werkwoord (Belize):
Iemand beroven, bedriegen of bedriegen.
Voorbeelden:
'Ik werd toevallig uit mijn geld gehaald door die snel pratende verkoper.'
-
Stuiten op heb een werkwoord (transitief):
Om (iemand) te ontmoeten of (iets) onverwachts te vinden.
-
Stuiten op heb een werkwoord (transitief):
Om (iemand of iets) van aangezicht tot aangezicht te confronteren.
-
Stuiten op heb een werkwoord (ambitransitief):
Om conflicten aan te gaan, zoals met een vijand.
Voorbeelden:
'Drie legers ontmoetten elkaar bij Waterloo.'
-
Stuiten op heb een zelfstandig naamwoord :
Een ongeplande of onverwachte ontmoeting.
Voorbeelden:
'Hun ontmoeting was een kwestie van toeval.'
-
Stuiten op heb een zelfstandig naamwoord :
Een vijandige ontmoeting; een confrontatie of schermutseling.
-
Stuiten op heb een zelfstandig naamwoord :
Een plotselinge, vaak gewelddadige botsing, zoals tussen strijders.
-
Stuiten op heb een zelfstandig naamwoord (sport):
Een match tussen twee tegengestelde kanten.
Vergelijk woorden:
Zoek het verschilVergelijk met synoniemen en verwante woorden:
- kans vs gebeuren
- kans vs voorkomen
- kans vs transpireren
- kans versus test
- kans vs tegenkomen
- kans vs kom op
- kans vs kom op
- kans versus ontmoeting
- kans versus struikelen
- kans versus bedriegen
- kans versus dwaas
- kans versus truc
- botsing versus ontmoeting
- confrontatie versus ontmoeting
- borstel versus ontmoeting
- ontmoeting versus schermutseling