Het verschil tussen Dread en Fear
Bij gebruik als zelfstandige naamwoorden , vrees betekent grote angst met het oog op naderend kwaad, terwijl angst betekent een sterke, oncontroleerbare, onaangename emotie die wordt veroorzaakt door feitelijk of waargenomen gevaar of dreiging.
Bij gebruik als werkwoorden , vrees betekent enorm bang zijn, terwijl angst betekent angst voelen voor (iets of iemand).
Bij gebruik als adjectieven , vrees betekent verschrikkelijk, terwijl angst betekent kunnen.
kijk hieronder voor de andere definities van Vrees en Angst
-
Vrees heb een werkwoord (transitief):
Om enorm bang te zijn.
-
Vrees heb een werkwoord :
Om met angst te anticiperen.
Voorbeelden:
'Ik ben bang om de resultaten van de test te krijgen, want die zou mijn hele leven kunnen beslissen.'
-
Vrees heb een werkwoord (onovergankelijk):
Om bang te zijn, of grote angst.
-
Vrees heb een werkwoord (transitief):
Om (het haar) in dreadlocks te stylen.
-
Vrees heb een zelfstandig naamwoord :
Grote angst met het oog op naderend kwaad; angstige vrees voor gevaar; anticiperende terreur.
-
Vrees heb een zelfstandig naamwoord :
Eerbiedige of respectvolle angst; ontzag.
-
Vrees heb een zelfstandig naamwoord :
Iemand of iets gevreesd.
-
Vrees heb een zelfstandig naamwoord (verouderd):
Een zeer vereerd persoon.
-
Vrees heb een zelfstandig naamwoord (verouderd):
Woede; vreselijkheid.
Voorbeelden:
'rfquotek Spenser'
-
Vrees heb een zelfstandig naamwoord :
Een Rastafari.
-
Vrees heb een zelfstandig naamwoord (voornamelijk in het meervoud):
dreadlock
-
Vrees als een bijvoeglijk naamwoord :
Verschrikkelijk; zeer gevreesd.
-
Vrees als een bijvoeglijk naamwoord (archaïsch):
Ontzagwekkend; met vreselijk ontzag.
-
Angst heb een zelfstandig naamwoord (ontelbaar):
Een sterke, oncontroleerbare, onaangename emotie die wordt veroorzaakt door feitelijk of waargenomen gevaar of dreiging.
Voorbeelden:
'Hij werd getroffen door angst toen hij de slang zag.'
-
Angst heb een zelfstandig naamwoord (telbaar):
Een fobie, een gevoel van angst veroorzaakt door iets of iemand.
Voorbeelden:
'Niet iedereen heeft dezelfde angsten. & Emsp; nu heb ik een angst voor [[mier]] s. '
-
Angst heb een zelfstandig naamwoord (ontelbaar):
Doodsbange verering of eerbied, in het bijzonder jegens God, goden of vorsten.
-
Angst heb een werkwoord (transitief):
Angst voelen voor (iets of iemand); bang zijn van; te overwegen of te verwachten met alarm.
Voorbeelden:
'Ik vrees dat het ergste zal gebeuren.'
-
Angst heb een werkwoord (onovergankelijk):
Angst voelen (voor iets).
Voorbeelden:
'Nooit bang zijn; hulp is altijd dichtbij. '
'Ze vreest voor de veiligheid van haar zoon.'
-
Angst heb een werkwoord (transitief):
Vereren; om ontzag voor te voelen.
Voorbeelden:
'Mensen die [[God]] vrezen, zijn te vinden in [[christelijke]] kerken.'
-
Angst heb een werkwoord (transitief):
Betreuren.
Voorbeelden:
'Ik vrees dat ik slecht nieuws voor je heb: je man is overleden.'
-
Angst heb een werkwoord (verouderd, transitief):
Om angst te veroorzaken; bang maken.
-
Angst heb een werkwoord (verouderd, transitief):
Om angstig of bezorgd voor te zijn.
-
Angst heb een werkwoord (verouderd, transitief):
Verdenken; betwijfelen.
-
Angst als een bijvoeglijk naamwoord (dialectisch):
In staat; bekwaam; stout; sterk; geluid.
Voorbeelden:
'genezing en angst' '
Vergelijk woorden:
Zoek het verschilVergelijk met synoniemen en verwante woorden:
- angst versus angst
- angst versus eerbied
- angst versus vereren
- kleineren versus angst
- verachten versus angst